Werkplekleren en professionele veiligheid
WERKPLEKLEREN EN PROFESSIONELE VEILIGHEID
Willem de Vlaming
november 2018
Een van de dilemma’s in geïnstitutionaliseerd praktijkgericht opleiden — van professionals die hun formele opleiding koppelen aan de ontwikkeling van hun beroepspraktijk en professionele effectiviteit — is de borging van het kunnen beoordelen van dat leerproces in de praktijk. Een oplossing die daarbij gekozen wordt is het formeel inschakelen van een werkplekbegeleider uit die eigen praktijk van de student / professional. Dit is echter een oplossing die niet zonder risico’s is.
Het formeel in stelling brengen door een opleiding van een werkplekbegeleider uit die eigen beroepspraktijk van de student / professional draagt het risico in zich dat er een onbedoelde machts- of afhankelijkheidsrelatie ontstaat tussen student en werkplekbegeleider (collega of leidinggevende) met een dynamiek waar het opleidingsinstituut weinig tot geen zicht of greep op heeft. Dat roept bij mij vragen op ten aanzien van het morele recht van een opleiding om dit te doen.
Daar waar een opleiding alleen min of meer gericht is op het leren en beoordelen van technische vaardigheden zou het inschakelen van een werkplekbegeleider misschien nog wel kunnen. Maar wanneer een opleiding van haar studenten vraagt te reflecteren op de effectiviteit kwaliteit, visie en normatieve beginselen van hun beroepscontext, en anderzijds de effectiviteit, kwaliteit, visie en normatieve beginselen van de uitoefening van hun eigen beroepsrol daarbinnen — dan kan het delen van die reflectie met collega’s (de werkplekbegeleider tot problematische en potentieel onveilige situaties leiden. Kritische analyse van of twijfel aan de beroepsomgeving en de eigen effectiviteit wordt niet altijd positief gewaardeerd.
Bezien vanuit een opleiding kan dergelijke kritische reflectie echter een essentieel onderdeel zijn van het beoogde planmatig leren, en de planmatige praktijkontwikkeling. Een kritische reflectie waarbij gekeken wordt naar de beroepscontext, de wijze waarop betrokkenen en belanghebbenden daarbinnen hun rol vervullen — en de worsteling van de student / professional om daarbinnen zichzelf te ontwikkelen en een bijdrage te leveren aan de ontwikkeling van die praktijk.
Dat is een vorm van reflectie die bij het delen met anderen veiligheid en vertrouwen vraagt. In de relatie tussen student / professional en docent (buitenstaander) is die veiligheid gewaarborgd, in de relatie student / professional werkplekbegeleider (binnenstaander / collega) is dat veel minder vanzelfsprekend — zeker als gedurende de rit de werkplekbegeleider zelf een belemmerende factor blijkt te zijn voor de ontwikkeling van de student of de praktijk blijkt te zijn.
Het kan misschien zinvol zijn om een werkplekbegeleider verslag te laten doen van wat een student doet, welk gedrag deze vertoont en wat het zichtbare effect is van dat gedrag. Dat is dan iets wat een student mee kan nemen in zijn of haar reflectie. Maar ik vind het eigenlijk niet kunnen om een student / professional te verplichten de werkplekbegeleider (collega) inzicht te geven in de onderliggende gedachten, motieven en twijfels bij het ontwerpen en uitvoeren van interventies en het ontwikkelen van de effectiviteit van de vervulling van de eigen beroepsrol.
Ik zou er daarom eerder voor pleiten studenten / professionals aan te sporen om in hun eigen praktijk een platform te ontwikkelen / samen te stellen wat relevant is voor hun ontwikkeling / de ontwikkeling van de beroepspraktijk, maar waarbij het de student is die verantwoordelijk is voor het verantwoorden van de wijze waarop een dergelijk platform is ingericht, en hoe het leren op (en ontwikkelen van) de eigen praktijk werkplek verlopen.
APA NL met een rafelrandje
APA NL met een rafelrandje
"De APA-richtlijnen uitgelegd"
Willem de Vlaming, april 2018
Download het artikel als pdf HIER
De APA-richtlijnen uitgelegd: Interculturele ongevoeligheid of lompheid?
Een actuele bron van ongemak in mijn relatie tot APA is de voor het hoger onderwijs bedoelde SURF-publicatie ‘De APA-richtlijnen uitgelegd’. Hierin kiest men een van-dik-hout-zaagt-men-planken aanpak in de schrijfwijze van achternamen. Een interpretatie die verder gaat dan de originele Amerikaanse APA manual. In ‘De APA-richtlijnen uitgelegd’ staat:
‘De Engelse taal kent geen met kleine letters geschreven tussenvoegsels. In het Nederlands komen deze veel voor, denk aan namen als 'Jan de Vries', 'Bea van der Poel', etc. In het Engels (en ook in het Vlaams) worden deze voorvoegsels met een hoofdletter geschreven zodat er een achternaam ontstaat met meerdere woorden: 'De Vries', 'Van der Poel' en in de bronnenlijst achtereenvolgens gealfabetiseerd bij de D en de V. Hoewel dit in het Nederlands niet voor de hand ligt, is ervoor gekozen
deze Amerikaanse richtlijn over te nemen.’ 1)
Dit getuigt wat mij betreft van culturele ongevoeligheid en gebrek aan internationaal perspectief. Het is een geïsoleerde arbitraire keuze. En wat nog wonderlijker is, is dat ‘De APA-richtlijnen uitgelegd’ geheel voorbij lijkt te gaan aan het gegeven dat er meer smaken zijn dan alleen auteurs uit het Engelse of Nederlandse taalgebied. Met geen woord wordt gerept over bijvoorbeeld Aziatische, Afrikaanse, Arabische, Spaanse, Franse, en Duitse auteurs.
Wat nu voorligt is een ongelukkige specifieke richtlijn die op gespannen voet staat met het meer algemeen overkoepelend principe van respect en voorzichtigheid. In de APA publication manual zelf staat hierover met betrekking tot Aziatische namen in artikel 6.25:
‘If you are uncertain about the proper format for a name, check wirth the author for the preferred form or consult the author’s previous publication for the commonly used form.’ 2)
Andere referentiestijlen zijn nog explicieter in hun oproep tot zorgvuldigheid. Het MLA ‘Handbook for Writers of Research Papers’ geeft wat aanbevelingen en voorbeelden van wat in verschillende taalgebieden min of meer gebruikelijk is. 3) En in ‘A Manual for Writers’ van Turabian wordt over namen met tussenvoegsels geschreven:
‘Depending on the language, particles such as de, di, D, ‘and van may or may not be considered the first part of a last name for alphabetizing. [...] Note that particles may be either lowercased or capitalized, and some are followed by an apostrophe.’ 4)
Uitgebreide handreikingen zijn te vinden in The Chicago Manual of Style, met daarin ook als advies aan auteurs.
‘As with all names, the personal preference of the individual as well as the usage should be observed.’ 5) En, ‘When the standard reference works do not supply an answer, query the author.’ 6)
En niet in de laatste plaats belemmert de gemaakte keuze het terugvinden van auteur in internationale catalogussen, aangezien daarbij volgens de IFLA (International Federation of Library Associations and Institutions) als principe wordt gehanteerd.
'According to the International Cataloguing Principles (ICP) the Form of Name for Persons as an authorized access point should be constructed following a standard: "When the name of a person consists of several words, the choice of first word for the authorized access point should follow conventions of the country and language most associated with that person, as found in manifestations or reference sources".' 7)
I’ll do it my way
Ik kan niemand verbieden namen te schrijven conform de APA uitleg van SURF, maar ik zal dat niet navolgen, ik ga vanaf nu mijn literatuurlijsten beginnen met de volgende tekst.
Namen zijn geschreven en gealfabetiseerd op de wijze die past bij de achtergrond van auteurs en hun eigen voorkeuren.
Dit betekent bijvoorbeeld dat een Nederlandse auteur ‘Jan de Wit’ en een Vlaamse auteur ‘Pol De Smet’ in de literatuurlijst zouden zijn opgenomen als:
- De Smet, P.
- Wit, J. de
In de lopende tekst zijn de namen geschreven als De Smet en De Wit.
Stijlen verschillen.
De keuze voor een bepaalde referentiestijl heeft een potentieel sturende werking die verder kan gaan dan de techniek van citeren en refereren. Diana Hacker presenteert in A Pocket Style Manual drie gangbare Amerikaanse modellen voor onderzoekspapers naast elkaar: MLA, APA en Chicago style. Bij het naast elkaar zetten van de verschillende stijlen valt op dat ze niet alleen verschillen in technische voorschriften, maar ook in de aannames ten aanzien van de focus van papers waarvoor de stijl gebruikt wordt.
STIJLVERSCHILLEN |
||
MLA papers |
APA papers |
Chicago papers |
“The thesis expresses not just your opinion but also your informed, reasoned judgment. […] Because writing about a subject is a way of learning about it, your understanding of your subject will deepen as you write. […]
Notice that […] thesis statements take a stand on a debatable issue – an issue about which intelligent, well‑meaning people might disagree.” 8) |
“You will be reading articles and other sources that address a central research question. Your thesis will express a reasonable answer to that question, given the current state of research in the field.” 9) |
“The thesis of your paper will be a reasoned answer to the central research question you pose, […]
Notice that […] thesis statements express a view on a debatable issue – an issue about which intelligent, well‑meaning people might disagree.” 10) |
Figuur: drie zienswijzen op onderzoekspapers.
Umberto Eco noemt in ‘Hoe schrijf ik een scriptie’ nog een aantal andere verschillen tussen het citaat-voetnoot-bibliografie systeem (zoals MLA en Chicago) — en het auteur-jaar-referenties systeem (zoals APA). Het auteur jaarsysteem heeft als belangrijk voordeel de compactheid, maar werkt alleen onder bepaalde voorwaarden:
— De lijst met referenties moet
— — smal en specialistisch zijn
— — wetenschappelijk zijn
— — alleen recente literatuur bevatten
— lezers moeten bekend zijn met het vakgebied en het oeuvre van de auteur 11)
Het citaat noot systeem neemt meer ruimte in beslag maar biedt meer mogelijkheden voor toelichting en verwijzing. Zeker waar sprake is een bibliografie met literatuur die multidisciplinairder is dan binnen het specialisme gebruikelijk is, of als verondersteld mag worden dat de lezers geen vakgenoten zijn die bekend zijn met het specialisme. Ook een bibliografie met een grote diversiteit aan type bronnen en met oude bronnen geeft het citaat voetnoot systeem meer mogelijkheden.In de eerste plaats wordt in de voetnoot altijd naast de auteursnaam ook nog de titel van het werk genoemd. En het biedt de mogelijkheid toelichtingen op te nemen in een voetnoot die wel belangrijk zijn, maar die het vloeiend verloop van het betoog zouden verstoren.Ook hier kunnen wij ons afvragen of een unieke keuze voor een model, voldoende recht doet aan een diversiteit in zowel onderwerpen in praktijkgericht onderzoek als de beoogde doelgroep van rapportages en publicaties.
Het zou mooi zijn als profesionle kenniswerkers (studenten) meer ruimte zouden krijgen een stijl toe te passen die past bij het type onderwerp en het type verslag. Soms is een auteur-jaar-referenties stijl handig, soms een citaat-voetnoot-bibliografie.
Ook een stijl is een instrument.
~~~
EINDNOTEN
- SURF (2017). De APA-richtlijnen uitgelegd. p. 13
- APA (2009). Publication Manual of the American Psychological Association. p. 181
- MLA (2009). MLA Handbook for Writers of Research Papers. pp 105-113
- Turabian (2018). A manual for writers. p. 231
- University of Chicago (2010). The Chicago Manual of Style. art 16.80 p. 839
- University of Chicago (2010). The Chicago Manual of Style. art 16.87 p. 841
- The International Federation of Library Associations and Institutions (IFLA) https://www.ifla.org/node/4953 (geraadpleegd 29 juli 2018)
- Hacker (2008). A Pocket Style Manual. p. 104-105
- Hacker (2008). A Pocket Style Manual. p. 156
- Hacker (2008). A Pocket Style Manual. p. 197-198
- Eco (1977). Hoe schrijf ik een scriptie? p 209-210
REFERENTIES
Namen zijn geschreven en gealfabetiseerd op de wijze die past bij de achtergrond van auteurs en hun eigen voorkeuren.
Dit betekent bijvoorbeeld dat een Nederlandse auteur ‘Jan de Wit’ en een Vlaamse auteur ‘Pol De Smet’ in de literatuurlijst zouden zijn opgenomen als:
- De Smet, P.
- Wit, J. de
In de lopende tekst zijn de namen geschreven als De Smet en De Wit.
APA (The American Psychological Association). (2009). Publication Manual of the American Psychological Association (Sixth edition, fourth printing april 2010 ed.). Washington: American Psychological Association.
Eco, U. (1977). Hoe schrijf ik een scriptie? (13e druk (1985) ed.). (Y. Boeke, & P. Krone, Vert.) Amsterdam: Uitgeverij Bert Bakker.
Hacker, D. (2008). A Pocket Style Manual. Includes 2009 MLA & 2010 APA Updates (5th edition (2009) ed.). Boston: Bedford / St. Martins.
MLA (The Modern Language Association of America) (2009). MLA Handbook for Writers of Research Papers. (2010 ed.). New York: The Modern Language Association of America.
SURF (2017). De APA-richtlijnen uitgelegd. Een praktische handleiding voor bronvermelding in het hoger onderwijs. Utrecht: SURF https://www.surf.nl/nieuws/2017/04/de-apa-richtlijnen-uitgelegd.html
Turabian, K. L. (2018). A Manual for Writers of Research Papers, Thesis, and Dissertations. Chicago Style for Students and Researchers. (9th edition. ed.). Chicago and London: The Chicago University Press.
University of Chicago, The (2010). The Chicago Manual of Style. The Essential Guide for Writers. Editors, and Publishers. (Sixteenth edition ed.). Chicago and London: The University of Chicago Press.
Vlaming, W. de (2016). Meesterlijk schrijven in een notendop. Op: www.platformpraktijkontwikkeling.nl Utrecht: WOSO LINK
Vlaming, W. de (2018). Dutch Intercultural (In)Competence. In the context of the Dutch Kingdom. A (very) small inquiry. Aalsmeer: WdV-Advies. [op: www.wdv-advies.com] LINK
Colofon
© 2017 Willem de Vlaming & WdV-Advies
Published on: www.wdv-advies.com
Dutch Intercultural (In)Competence
Dutch Intercultural (In)Competence
In the context of the Dutch Kingdom
a (very) small inquiry
Willem de Vlaming
Full Paper LINK
I have a professional and personal curiousness regarding communication - especially dialogue aimed at ‘balancing inquiry and advocacy’ as presented by Rick Ross and Charlotte Roberts in The Fifth Discipline Fieldbook. ‘When balancing advocacy and inquiry, we lay out our reasoning and thinking, and then encourage others to challenge us. “Here is my view and here is how I arrived at it. How does it sound to you? What makes sense to you and what doesn’t? Do you see any ways I can improve it?”’ This dialogue requires an unconditional and assumption free willingness to learn, understand and respect each other. The specific trigger to dig a bit deeper into intercultural aspects of dialogue, is due to my recent work in the Caribbean part of the Kingdom of the Netherlands.
Sabine McKinnon states that intercultural competence cannot be acquired in a short space of time, “it is not a naturally occurring phenomenon but a lifelong process which needs to be addressed explicitly in learning and teaching and staff development. Critical reflection becomes a “powerful tool” on the journey towards achieving it.”
This paper is a small inquiry and construction of a small toolbox — as part of my own learning journey and will probably get updates from time to time. I hope it will inspire and help others on their journey to reflect on their intercultural competence.
Aalsmeer January 2018
Vlaming, Willem de (2018). Dutch Intercultural (In)Competence. In the context of the Dutch Kingdom. A (very) small inquiry. Aalsmeer: WdV-Advies. [op: www.wdv-advies.com]
Full Paper LINK
De kunst van het keuren van het eigen vlees
De kunst van het (op ontwikkeling gericht) keuren van het eigen vlees
Kenniswerkers en effectiviteit
(bijgewerkte editie 2021)
Willem de Vlaming 2021
Het volledige stuk download je HIER
‘De kunst van het keuren van het eigen vlees’, is een nieuwe tussenstap in mijn zoektocht naar een ‘passende jas’ — een zoektocht die naar ik hoop oneindig is. ‘Op zoek naar een jas die past’ uit 2015 gaat over de positie van praktijkgericht onderzoekers die als binnenstaanders samen met betrokken onderzoek doen naar de gezamenlijke eigen praktijk. Wat maakt de binnenstaander positie zo bijzonder en wat maakt dat gangbare literatuur over onderzoek zo slecht bij past bij positie. ‘De coachende onderzoeker’ uit 2016 is een verdere verkenning van de rol, van deze (zelf-onderzoekende) professionals — waarvoor de methodologie verder is uitgewerkt in de PGO omnibus van 2018.
‘De kunst van het keuren van het eigen vlees’, verlaat het spoor van praktijkgericht onderzoek, en slaat de weg in van het verder inventariseren en verkennen van vaardigheden waarover kenniswerkers (zouden) moeten beschikken, om effectief te worden, te zijn en te blijven. Het is op detailniveau niet nieuw, maar door het zo bij elkaar te brengen hoop ik dat het handvatten en aanzetten biedt voor professionalisering in de praktijk, in opleidingen en bij professionalisering.
‘De kunst van het keuren van het eigen vlees’ is een (meta-)doorkijk op de competenties van kenniswerkers die geen onderzoeker worden, maar wel over iets als een onderzoekende houding moeten beschikken. Wat ik nu presenteer zijn de bouwstenen die daarbij wat mij betreft essentieel zijn — en die ik al gebruik of nog meer zal gebruiken in de begeleiding van studenten en professionals die als kenniswerker gelabeld kunnen worden. Het vinden en uitwerken van die bouwstenen is voor mij een proces dat nooit 'af' zal zijn.
INHOUD
Voorwoord: de professionele kenniswerker3
Kwaliteit en effectiviteit als uitdaging4
Kenniswerkers als keurmeesters van het eigen vlees7
— Professionele kenniswerkers zijn geen Onderzoekers7
— Onderzoekend vermogen en onderzoekende houding8
— Onderzoekend vermogen in een netwerk van interventies11
— Onderzoekend vermogen als middel, niet als doel12
— De Keurmeesters van het eigen vlees14
Vijf domeinen voor keurmeesterschap: een verkenning19
—— Denkopbrengsten vastleggen24
—— Afstemmen op doel en doelgroep41
—— Evaluatie in de beleidscyclus43
—— 3x3=9 vormen van evaluatieonderzoek45
Drie dimensies van keurmeesterschap48
— Praktijkontwikkeling als begeleid planmatig doelgericht proces52
— Verantwoording zelfkeuring in drie dimensies55
— Nuttige competenties bij het keuren van het eigen vlees57
PGO Omnibus: De hefboom voor praktijkontwikkeling
PGO OMNIBUS
De hefboom voor praktijkontwikkeling: Praktijkgericht onderzoek
Een praktijkgerichte publicatie over praktijkgericht onderzoek in de eigen beroepspraktijk: beschouwend, praktisch en verdiepend.
Voor het volledige digiboek van meer dan 200 pagina's ga naar: http://bit.ly/2wHgQfQ
Vlaming, Willem de (2021, 2017). PGO OMNIBUS De hefboom voor praktijkontwikkeling: praktijkgericht onderzoek. Aalsmeer: WdV-Advies. [op: www.wdv-advies.com]
Zie voor meer informatie over praktijkgericht onderzoek ook: Zeven keer hulp bij praktijkgericht onderzoek: LINK
PGO OMNIBUS
INHOUD
Voorwoord7
Verantwoording8
D E E L - 1
B E S P I E G E L I N G E N
PGO ALS PROCES10
OP ZOEK NAAR EEN JAS DIE PAST12
— Onderzoek in de eigen praktijk12
— N-type en n-type praktijkgericht onderzoek12
— Ontwerpeisen bij praktijkgericht onderzoek13
— De praktijkgericht onderzoeker als binnenstaander14
— De sociale werkelijkheid is geen laboratorium16
— De onderzoekskaart aangevuld16
— De competente praktijkgericht onderzoeker18
— Een jas die mogelijk (beter) past20
— Conclusie23
DE COACHENDE ONDERZOEKER25
— Werken met en aan eigenaarschap van betrokkenen25
— Ambities van de master SEN opleiding25
— De werkrelatie van de coachende onderzoeker met betrokkenen27
— Situationeel (bege)leiderschap bij coachend onderzoeken28
— Het interventieplan als handvat bij coachend onderzoeken29
— Conclusie ten aanzien van samenwerking en eigenaarschap31
— Onderzoeksmethodiek en coachend onderzoeken32
— De complexiteit van praktijkgericht onderzoek32
— De validiteit van praktijkgericht onderzoek33
— Op praktijkverbetering gericht waarderend onderzoek34
— Onderzoeksontwerp voor coachend praktijkgericht onderzoek36
STATISTIEK EN KLEINSCHALIG PRAKTIJKGERICHT ONDERZOEK38
— Keep It Simple Stupid (KISS)38
— Statistiek en data-presentatie ten behoeve van praktijkverbetering39
— Datapresentatie en statistiek als voedingsbodem voor dialoog in de beroepspraktijk41
— Voorbeelden van twee eenvoudige presentatievormen42
—— Appels met appels vergelijken42
—— Appels met peren vergelijken43
— Wat is wijsheid?44
ANONIMISEREN46
— Anonimiseren? Nee tenzij, en doe het dan goed!46
— Publiceren? Nee, tenzij?48
APA NL MET EEN RAFELRANDJE50
— Een haat liefde verhouding met APA (NL)50
—— APA NL: Interculturele ongevoeligheid of lompheid50
—— I’ll do it my way52
— Stijlen verschillen.52
WERKT HET?54
— Virtuoze professionals in een complexe praktijk54
— ‘Werkt ‘HET’?’58
— ‘Doen? Ja of nee?’59
— Tot besluit60
GRONDIG GENOEG?61
— Hoge Ambities & Complexe Praktijk62
Wat mag dan wel verwacht worden?67
D E E L - 2
P R A K T IJ K
Inleiding70
— Change agent en onderzoeker70
— De startfase van een praktijkgericht onderzoek70
— Gedragscode en competenties71
I Praktijkvraagstuk uitwerken73
— Conceptualiseren74
— Checklist onderzoeksontwerp75
II Literatuuronderzoek76
III Strategie & Methode79
— Praktijkgericht onderzoek met en door betrokken79
— Mixed Roles: Onderzoeker en procesbegeleider80
— Mixed Methods: Polariseren of Polderen81
— Kernpunten bij verantwoording methodiek83
—— Kwaliteit van hoofd- en deelvragen83
—— Focus: interventie of ontwerp?83
—— Focus: holistisch of reductionistisch84
—— Checklist voor verantwoording methodologie84
— Participatief onderzoek (Participatory research)85
— Actieonderzoek (Action research)87
— Beleidsanalyse: doelmatig en doeltreffend92
— Evaluatieonderzoek: meer dan terugblikken95
—— Een hardnekkig misverstand mbt evaluatieonderzoek96
—— Drie hoofdvormen van evaluatieonderzoek97
—— 3x3=9 vormen van evaluatieonderzoek98
—— Evaluatie en beleidscyclus99
—— Planevaluatie: een goed begin is het halve werk101
—— Conclusie103
— Focusgroepen104
— Waarderend Onderzoek107
— Samen onderzoeken107
——— Waarderend onderzoek: De 4D cyclus107
——— Waarderend onderzoek als strategie108
——— Waarderend evalueren109
——— Kanttekeningen bij waarderend onderzoek111
—— Data genereren met waarderende cyclus112
——— Het organiseren van waarderend onderzoek112
——— Op praktijkverbetering gericht waarderend onderzoek113
——— Waarderende interviews115
—— Tot slot117
— Kennisclaim, validiteit en navolgbaarheid118
—— Kleinschalig praktijkgericht onderzoek119
—— Replicatie120
—— Betrouwbaarheid en Validiteit121
—— Verantwoording, navolgbaarheid en normativiteit123
——— Verantwoording en onderbouwing123
——— Navolgbaarheid en controleerbaarheid124
——— Normatief: Doen wij het goede en doen wij het goede goed?124
— Triangulatie126
IV Data129
— Data genereren129
— Data-analyseren130
—— Geven vragenlijsten antwoord?131
—— Tekstanalyse met tabelfunctie134
—— Data presenteren: Beeldtaal139
——— Tabellen141
——— Grafieken146
———— Projectie onderzoekspopulatie op normaalverdeling146
———— Projectie voor en nameting op normaalverdeling147
V Conclusies en aanbevelingen148
# PGO in 5 stappen (samenvatting)150
# PGO verantwoorden in een opleiding153
— Leg alles uit: ook als je denkt dat het wel duidelijk is153
— Methodiek verantwoorden153
— Ethiek verantwoorden155
— Beroepsrol: effectiviteit & niveau verantwoorden156
— Het verslag van een PGO: FORMATS?157
—— Verslag: APA opbouw157
—— Andere indelingen157
——— Verslag ontwerponderzoek158
——— Verslag: Waarderend Onderzoek159
——— Verslag: Productevaluatie160
—— Tot Slot: Beware of formats161
D E E L 3
S T A T I S T I E K
D E E F F E C T I V I T E I T V A N I N T E R V E N T I E S163
— Inleiding163
— Effectiviteit van interventies164
— Visualiseren van praktijk(ontwikkeling)167
—— Tabellen169
—— Grafieken173
—— Frequentieverdelingen178
— Effectgrootte en betrouwbaarheid183
—— Meetniveau’s183
—— Effectgrootte van een interventie en populatie-interval XI186
—— Betrouwbaarheidsinterval CI (bij steekproeven)189
— Kengetallen: Oppassen geblazen (controlekaarten)190
Bijlage: Exameneisen havo wiskunde A 2018191
T E S T F O U T E N192
— FALSE POSITIVE & NEGATIVE192
—— Cijfervoorbeeld: sleepnet — weinig gemist, veel bijvangst194
—— Cijfervoorbeeld: schepnet — weinig bijvangst, veel gemist194
—— Cijfervoorbeeld: precisiewerk — weinig gemist weinig bijvangst195
—— Cijfervoorbeeld: lompe aanpak — veel gemist, veel bijvangst195
A P P E L S E N P E R E N196
Houd het eenvoudig en navolgbaar196
Twee metingen vergelijken: dat geeft inzicht198
Met meerdere maten meten: dat is beleidsonderzoek200
Meetniveaus, centrummaten en verdelingen201
Verantwoord het bewerken van data!203
BIJLAGEN bij deel 3: Spielerei
Analyse toetsbeoordelingen204
Werken met leerlinggegevens208
De school als lerende organisatie211
Wat is normaal?213
Zelfmonitoring214
BIBLIOGRAFIE215
Over de auteur223
Colofon