Werkplekleren en professionele veiligheid

WERKPLEKLEREN EN PROFESSIONELE VEILIGHEID

Willem de Vlaming

november 2018

 

Een van de dilemma’s in geïnstitutionaliseerd praktijkgericht opleiden — van professionals die hun formele opleiding koppelen aan de ontwikkeling van hun beroepspraktijk en professionele effectiviteit — is de borging van het kunnen beoordelen van dat leerproces in de praktijk. Een oplossing die daarbij gekozen wordt is het formeel inschakelen van een werkplekbegeleider uit die eigen praktijk van de student / professional. Dit is echter een oplossing die niet zonder risico’s is.

Het formeel in stelling brengen door een opleiding van een werkplekbegeleider uit die eigen beroepspraktijk van de student / professional draagt het risico in zich dat er een onbedoelde machts- of afhankelijkheidsrelatie ontstaat tussen student en werkplekbegeleider (collega of leidinggevende) met een dynamiek waar het opleidingsinstituut weinig tot geen zicht of greep op heeft. Dat roept bij mij vragen op ten aanzien van het morele recht van een opleiding om dit te doen.

 

Daar waar een opleiding alleen min of meer gericht is op het leren en beoordelen van technische vaardigheden zou het inschakelen van een werkplekbegeleider misschien nog wel kunnen. Maar wanneer een opleiding van haar studenten vraagt te reflecteren op de effectiviteit  kwaliteit, visie en normatieve beginselen van hun beroepscontext, en anderzijds de effectiviteit, kwaliteit, visie en normatieve beginselen van de uitoefening van hun eigen beroepsrol daarbinnen — dan kan het delen van die reflectie met collega’s (de werkplekbegeleider tot problematische en potentieel onveilige situaties leiden. Kritische analyse van of twijfel aan de beroepsomgeving en de eigen effectiviteit wordt niet altijd positief gewaardeerd.

Bezien vanuit een opleiding kan dergelijke kritische reflectie echter een essentieel onderdeel zijn van het beoogde planmatig leren, en de planmatige praktijkontwikkeling. Een kritische reflectie waarbij gekeken wordt naar de beroepscontext, de wijze waarop betrokkenen en belanghebbenden daarbinnen hun rol vervullen — en de worsteling van de student / professional  om daarbinnen zichzelf te ontwikkelen en een bijdrage te leveren aan de ontwikkeling van die praktijk.

Dat is een vorm van reflectie die bij het delen met anderen veiligheid en vertrouwen vraagt. In de relatie tussen student / professional en docent (buitenstaander)  is die veiligheid gewaarborgd, in de relatie student / professional werkplekbegeleider (binnenstaander / collega) is dat veel minder vanzelfsprekend — zeker als gedurende de rit de werkplekbegeleider zelf een belemmerende factor blijkt te zijn voor de ontwikkeling van de student of de praktijk blijkt te zijn.

 

Het kan misschien zinvol zijn om een werkplekbegeleider verslag te laten doen van wat een student doet, welk gedrag deze vertoont en wat het zichtbare effect is van dat gedrag. Dat is dan iets wat een student mee kan nemen in zijn of haar reflectie. Maar ik vind het eigenlijk niet kunnen om een student / professional te verplichten de werkplekbegeleider (collega) inzicht te geven in de onderliggende gedachten, motieven en twijfels bij het ontwerpen en uitvoeren van interventies en het ontwikkelen van de effectiviteit van de vervulling van de eigen beroepsrol.

 

Ik zou er daarom eerder voor pleiten studenten / professionals aan te sporen om in hun eigen praktijk een platform te ontwikkelen / samen te stellen wat relevant is voor hun ontwikkeling / de ontwikkeling van de beroepspraktijk, maar waarbij het de student is die verantwoordelijk is voor het verantwoorden van de wijze waarop een dergelijk platform is ingericht, en hoe het leren op (en ontwikkelen van) de eigen praktijk werkplek verlopen.